Ik word altijd enthousiast als ik een werkvorm tegenkom die gebruik maakt van beeldkaarten. Beeldkaarten werken zo goed omdat ze het associatief vermogen stimuleren.
De werkvorm heet de Balint methode en is genoemd naar dr. M. Balint, een psychoanalyticus. Meer weten? Lees dan verder.
Benodigd materiaal: associatiekaarten en wat papier.
De verschillende stappen om te doorlopen:
1. Afstemmen.
Lees hiervoor mijn eerdere blog over 'afstemmen'.
2. Casusinbreng
De inbrenger vertelt zijn casus in twee gedeelten: eerst de feiten. Dit zijn controleerbare gegevens en gaan altijd over het Wie, Wat, Wanneer, Waar en het Waarom. In de praktijk is dit heel moeilijk. Meestal zit de inbrenger vol van zijn/haar verhaal waarbij feiten gemixt worden met emoties en gedachten. Aan de groep vraag ik om speciaal te letten op feitelijke gegevens.
De tweede stap is dat de inbrenger vertelt over zijn gevoelens, associaties, gedachten die voor-, tijdens en na de situatie zijn ervaren. Aan de deelnemers wordt gevraagd om goed te letten op wat zij ervaren, voelen en denken als dit verhaal wordt verteld.
3. Associëren
Alle deelnemers schrijven kort op, b.v. in steekwoorden, wat de casus bij hen oproept. Eventueel kan er al gebruik gemaakt worden van de kaarten. Welke kaart staat voor de kern van het verhaal van de deelnemer.
Deze stap heeft tot doel om de deelnemers bewust te maken van hun eigen waarneming en (voor-)oordelen.
4. Informatie verzamelen
In deze stap laat ik de groepsleden vertellen wat er met hen gebeurde toen ze het verhaal aanhoorden. Deze reactie wordt verteld in de IK-vorm. Wat mij betreft mogen de eigen waarnemingen en oordelen verteld worden mits het maar gebeurd in de IK-vorm. b.v. Ik ervaar dit .. jouw verhaal doet me denken aan .. ik merk dat ik stil word van de vele spanningen.
Het bevragen van de inbrenger, het 'analyseren' en de adviezen blijven achterwegen. De bedoeling van deze manier is dat verhalen van verschillende mensen naast elkaar komen te staan en dat deze verhalen onderzocht kunnen worden. Het verhaal van een groepslid wordt naast het verhaal van de inbrenger gelegd. Er komt een gesprek op gang over wat je samen wel/niet herkent, hoe emoties een rol spelen, hoe er wordt omgegaan met spanningen. Dus niet alleen de inbrenger is aan het werk, maar alle groepsleden zijn aan het werk.
Een of twee verhalen/reacties van deelnemers worden naast het verhaal van de inbrenger gelegd. Het is de bedoeling dat ze op onderzoek gaan. Er ontstaat een gesprek waarbij gedachten, emoties en associaties worden ingezet om een antwoord te vinden of op zijn minst een weg te vinden die misschien leidt naar nieuwe inzichten.
5. Beeld vormen
Het bovenstaande gesprek kan afgerond worden met het zoeken van een beeld (associatiekaart) dat staat voor de verkregen inzichten. De kracht van een beeld is dat het leidt naar de kern, het wordt een soort samenvatting van het gesprek en het kan ook richting geven aan voornemens, die ontstaan zijn tijdens het gesprek.
6. Gedrag in de intervisiegroep
Gedrag van de inbrenger in een casus en tijdens een intervisiegroep worden in hoge mate bepaald door waarden en overtuigingen. McClelland heeft dit prachtig in een beeld uitgedrukt, nl het ijsbergmodel. In dit model zijn waarden en overtuigingen verborgen, onzichtbaar onder de 'waterlijn'.
Om het onzichtbare zichtbaar te maken kan er aan de groep gevraagd worden welk gedrag van de inbrenger in de casus nu overeenkomt met zijn/haar gedrag tijdens de intervisie. Hierdoor kunnen ook nieuwe inzichten ontstaan.
7. De opbrengst van de bijeenkomst.
Lees mijn eerdere blog over evaluatie van een intervisie bijeenkomst.
8. Mijn vraag aan jou
Je heb nu deze over werkvorm gelezen. Mijn vraag aan jou is of je enthousiast wordt om deze vorm te gaan gebruiken tijdens de eerst volgende bijeenkomst. Hoe hoger je rating hoe enthousiaster je bent om de werkvorm uit te proberen. Ik ben nieuwsgierig.
- Wil je meer lezen over deze werkvorm? Lees dan Bellersen, M en Kohlmann, I (2021)
Reactie plaatsen
Reacties